Een procentje meer of minder Romein

Het oostelijk rivierengebied tussen Nijmegen en Arnhem, tegenwoordig overzichtelijk ingepolderd tussen Waal, Pannerdensch Kanaal en Rijn, heeft een bewoningsgeschiedenis die op vele plekken teruggaat tot in de Late-IJzertijd en Romeinse tijd. Er kan bijna geen schop de grond in voor nieuwe infrastructuur, een bedrijvenpark of gebiedsuitbreiding van een van de steden, dorpen en gemeenten, of er worden vondsten gedaan uit de Romeinse tijd.

Maar behoorden deze vondsten toe aan Romeinen of aan inheemse Bataafse bevolking, en hoe Romeins waren de bewoners hier aan de rand van het Romeinse rijk? Gelijkertijd kun je de vraag stellen hoe Bataafs was een Bataaf eigenlijk? Een ding is honderd procent zeker, de Romeinenweek snijdt dit jaar met 100% Romeins? een heel interessant thema aan.

Wanneer je vanaf de Nijmeegse stuwwal over de Waal en het door het water uitgesleten vlakke land uitkijkt naar de donkere muur in de verte, de stuwwal bij Arnhem, is het verleidelijk om te denken dat tweeduizend jaar eerder Romeinse soldaten hetzelfde landschap hebben bekeken. Toch is dit niet helemaal waar. Zeker, de stuwwal in de verte lag er toen ook, maar de vlakte werd destijds niet doorsneden door die ene Waal en Rijngeul zoals vandaag de dag, maar kende vele nevengeulen en stroomgordels.

Leven op de oeverwallen

Een van deze stroomgordels wordt de Meinerswijkse stroomgordel genoemd en was in ieder geval vóór, maar waarschijnlijk ook gedurende de eerste eeuwen van de Romeinse bezetting actief en watervoerend. Het is aannemelijk dat de bijbehorende zuidelijke oeverwal de droge verbinding over land, de limesweg, heeft gevormd van castellum Arnhem-Meinerswijk via Huissen oostwaarts naar castellum Loowaard, en de verschillende forten en nabijgelegen nederzettingen met elkaar verbond. De Meinerswijkse stroomgordel diende mogelijk tot aan de eindfase rond 200 na Chr. als noordelijke grens van het Romeinse rijk. Gedurende de Late-IJzertijd en Romeinse tijd veranderde de stroomgordel (en andere vergelijkbare gordels) langzaam, waarbij de hoofdstromen van Waal en Neder-Rijn steeds meer dienst deden als levensader en ‘grens’ van het Romeinse rijk in het oostelijke rivierengebied.

Overal in het rivierengebied lagen op de verhoogde oeverwallen clusters van bewoning en nederzettingen verspreid tussen Waal en Rijn, een wereld tussen inheems en Romeins. Hier in het grensgebied was de militaire aanwezigheid nooit ver weg. Tussen castellum Arnhem-Meinerswijk, Driel en het regionale en culturele centrum Elst zijn bij de aanleg van de nieuwe Arnhemse woonwijk Schuytgraaf meerdere erven opgegraven behorend bij een nederzettingencomplex die een bewoningsgeschiedenis laten zien van de Late-IJzertijd tot in de Middeleeuwen.

Huissen in Romeinse tijd

Enkele kilometers ten oosten van castellum Arnhem-Meinerswijk zijn ten zuiden van de huidige Loostraat in de Huissense wijk Loovelden meerdere nederzettingsterreinen en een grafveld aangetroffen. Deze archeologische vindplaatsen, in een goeddeels rechte lijn, liggen op de zuidelijke oeverwal van de Meinerswijkse stroomgordel.

Onder de vondsten zijn veel gebruiksvoorwerpen waaronder (luxe) aardewerk, sieraden, mantelspelden en Romeinse munten maar ook voedselresten als vijgen. Vondsten die voor een groot deel duiden op een zuidelijke herkomst en contact met de Romeinen. Maar wie deze bewoners waren en in hoeverre zij Romeins of inheems waren, is onduidelijk. Er zijn verschillende boerenerven en kleine graanschuren aangetroffen die niet allemaal continu of gelijktijdig hebben bestaan, maar net als in Arnhem-Schuytgraaf wel een continue bewoning laten zien vanaf de Late-IJzertijd tot op de dag van vandaag.

De langgerekte nederzettingsterreinen lagen ten noordwesten en zuidoosten van een grafveld dat door beiden werd gebruikt. Naast verscheidene simpele crematiegraven zijn ook meerdere grotere en luxere graven met een elitair karakter aangetroffen, waaronder een bijzonder kamergraf, bestaande uit twee compartimenten. De dode was rond 40 jaar oud, behoorde tot de lokale Bataafse elite en was mogelijk handelaar met het Romeinse leger. Naast zijn crematieresten zijn ook sporen van een dierenoffer aangetroffen en heeft hij rijke grafgiften meegekregen, waaronder glaswerk, (luxe) aardewerk, een bronzen schenkkan en bronzen schaal. Deze succesvolle Bataaf heeft blijkbaar goed geboerd met zijn handel met de Romeinen en heeft zich ook na zijn dood omringd met Romeinse luxegoederen. Maar in hoeverre was hij Romeins, of Bataafs zelfs, hoe zou hij zichzelf hebben omschreven? Jammer genoeg ontbreekt een (monumentale) inscriptie om meer duidelijkheid te scheppen.

Ulpius Quietus

Nog curieuzer is het in 1985 gevonden fragment van een terra sigillata bord uit het midden van de tweede eeuw, vermoedelijk ook afkomstig uit het een van de graven aan de Loostraat. In cursief schrift heeft de eigenaar zijn naam ingekrast: VLP QVIIIT, ‘eigendom van Ulpius Quietus’ (twee van de verticale strepen staan hierbij gelijk aan de letter E).

Ulpius Quietus, Ulpius ‘de Rustige’

Op het eerste gezicht lijkt het vrij duidelijk te gaan om de naam van een Romeins burger, met de familienaam Ulpius en bijnaam Quietus, ‘de Rustige’. Zijn burgerrecht zou dan mogelijk kunnen teruggaan op keizer Marcus Ulpius Traianus (98-117 na Chr.). Door het ontbreken van een voornaam is het ook goed mogelijk dat Ulpius een aangenomen Romeinse familienaam is door een niet-Romein. Zo was het niet ongebruikelijk om na het verkrijgen van Romeins burgerrecht, bijvoorbeeld na het voltooien van een 25-jarige dienstplicht in de Romeinse hulptroepen, de keizerlijke familienaam over te nemen. Er zijn verschillende ‘inheemse’ Romeinen bekend die Julius, Claudius of Flavus heten.

Maar dan zijn we er nog niet met onze Ulpius Quietus. In 1987 vroeg de beroemde archeoloog en professor aan de Radboud Universiteit Jules Bogaers zich af, in het tijdschrift van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland, Westerheem 36, wie Ulpius Quietus nou was. Bogaers schrijft dat er een grafsteen bekend is uit Algerije (Mauretania Caesariensis) van een soldaat uit een afdeling verkenningsgroepen (Numerus Exploratorum Germanicum) die Ulpius Quietus heette. Bogaers voegt er aan toe dat de bijnaam ‘de Rustige’ in Romeins Afrika regelmatig voorkomt en dat deze Ulpius Quietus eerder iemand uit Afrika is dan afkomstig uit Neder-Germanië. Om het nog wat ingewikkelder te maken geeft Bogaers aan dat de bijnaam Quietus ook wel voor slaven werd gebruikt, zodat de eigenaar van het bord uit Huissen net zo goed een vrijgelaten slaaf kan zijn geweest. Als antwoord op de vraag wie Ulpius Quietus was zegt Bogaers, heel rustig, ‘ik weet het niet’.

Zo vormt ‘de Huissense Romein’ Ulpius de Rustige een prachtig voorbeeld van de vraag in hoeverre iemand die in Romeins Nederland leefde en/of stierf 100% Romeins was. Zijn naam is in elk geval in goed Romeins cursief op een bord luxe Romeins aardewerk aangebracht. Dat stukje Rome had hij toch maar mooi in zijn bezit, hoe Romeins of niet-Romeins hij verder ook was, en hoe Romeins hij zich voelde. We gaan met Ulpius Quietus de honderd procent zekerheid hoe dan ook niet halen, maar juist vondsten als deze, en het bijbehorende archeologische en historische speurwerk, maken de zoektocht zo spannend en boeiend. Er resten nog een paar mooie dagen om deze Romeinenweek op zoek te gaan naar de 100% Romein. Happy Hunting, en geen nood als je hem (of haar) niet vindt, de leukste verhalen behoren toch toe aan de mensen die het keurslijf van de 100% niet halen. En dat geldt niet alleen voor Romeinen.

Dit bericht is geplaatst in Historie met de tags , , , . Bookmark de permalink.

Eén reactie op Een procentje meer of minder Romein

  1. Femmie Dijkstra schreef:

    Wat een interessant verhaal! Leuk om te lezen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *