Damiaan Hugo Staring en de Slag om het Kasteel van Dansburg

Het is hartje zomer aan Kaap de Goede Hoop wanneer in januari 1782 de kanonskogels equipagemeester Damiaan Hugo Staring om de oren vliegen. De Nederlandse Republiek is verwikkeld in de Vierde Engelse oorlog en heeft een half jaar eerder tijdens de Slag bij Doggersbank een ‘zegenrijk gelijkspel’ behaald. Waar verschillende familieleden in de prijzen vielen en een medaille ontvingen na de als overwinning gevierde strijd op de Noordzee, daar is de ‘Slag om het Kasteel van Dansburg’ en de ‘Kloeke heldendaad van den Hollandschen zee-kapitein Staaring’ veel minder bekend.

Damiaan Hugo Staring

Damiaan Hugo Staring, Collectie Familie Staring, de Wildenborch

In dienst van de Amsterdamse admiraliteit en de VOC

Damiaan Hugo Staring (1736 –1783) is geboren in het Gelderse Gendringen. Als 15-jarige adelborst in dienst van de Amsterdamse admiraliteit wordt hij in 1751 met het schip Het Huys in ‘t Bosch naar de Middellandse zee uitgezonden om op te treden tegen piraten. Na schipbreuk op de Noord-Afrikaanse kust raakt Damiaan in slavernij. Nadat de bemanning een jaar later is vrijgekocht wordt hij bij terugkeer in de Republiek bevorderd tot luitenant. Op 5 november 1766 trouwt Staring met zijn 17-jarige nichtje Sophia Wijnanda Ver Huell (1749-1794). Sophia was op dat moment al zwanger. Hun zoontje Anthoni Christiaan Wynand Staring (1767-1840) is de later bekende dichter en Geldersman. Met oog op meer financiële zekerheid voor zijn jonge gezin maakt Damiaan Hugo in juli 1771 als kapitein-ter-zee de overstap naar de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Als bevelhebber op De Both vertrekt hij in september van dat jaar via Kaap de Goede Hoop naar Batavia en Kanton.

Op de terugreis komt Staring begin april 1773 opnieuw aan de Kaap. In de kolonie zijn op dat moment verschillende posten vacant, waaronder de belangrijke functie van equipagemeester (havenmeester). De resolutie van de Kaapse Politieke Raad van donderdag 8 april 1773 vermeldt de aanstelling van Damiaan. Omdat “de begeeving van het meermelde ampt, niet wel eenig langer uijtstel konde gedoogen, maar in teegendeel vorderde, dat deselve hoe eerder hoe beeter wierde geremplaceerd, waar toe dan teffens door zijn Ed: den Schipper van ‘t Retourschip de Both, Damien Hugo Staring, als een ervaaren en vigilant Zee officier, aan wien het meerm: Equipagiemeesterschap met gerustheijd konde werden toevertrouwt, voorgedragen zijnde, is hier op met eenparige Stemmen beslooten, denselven Schipper Staring, onder de g’ Eerde nadere approbatie der Hoog gebiedende Heeren Meesteren, tot Equipagiemeester aan te Stellen”.

Damiaan dient vervolgens het verzoek in om zijn echtgenote Sophia te laten overkomen. Op dinsdag 20 april neemt de Raad daarover besluit: “Voorts is op het dieswegens gedaan versoek van den Schipper en Equipagiemeester deeser Plaatse Damien Hugo Staring, goedgedagt, dat in zijn faveur, aan welopgem: Heeren Majores zal werden geschreeven, ten eijnde desselfs Huijsvrouw Sophia Wijnanda ver Huell, woonagtig te Deutichem, bij bequame Scheeps gelegentheijd herwaards tot hem moge overkoomen”. In januari 1774 vertrekt Sophia vanaf de rede van Texel. De 6-jarige Anthoni blijft achter in de Republiek en wordt toevertrouwd aan de zorgen van Damiaans oudere broer ds. Jacob Gerard Staringh (1717-1804) in Gouderak.

De Kaapkolonie was een ander soort kolonie dan die in West- en Oost-Indië. Het was niet zozeer een wingewest met een brute plantage-economie, maar voor alles een verversingspost van internationaal belang. Hier werden schepen van de verschillende koloniale machten bevoorraad en hersteld en de bemanning verzorgd na de lange zeereizen van en naar Europa en Azië. Halverwege oost en west vervulde de Kaap de Goede Hoop zodoende een spilfunctie. Staring had hier als equipagemeester een sleutelpositie. Hij was verantwoordelijk voor de werf, de havens en aanlegplaatsen van de Compagnie in de Kaapkolonie. Het was onder meer zijn taak alle in- en uitvarende schepen te controleren. Daarnaast beheerde hij de scheepsuitrustingen.

De Vierde Engelse oorlog

In 1776 riepen de kolonisten in Amerika hun onafhankelijkheid van de Engelse kroon uit. Tijdens de daarop volgende Amerikaanse Vrijheids- of Onafhankelijkheidsoorlog raakten de Britten ook in oorlog met Frankrijk en Spanje. De Nederlandse Republiek hoopte afzijdig te kunnen blijven en met de verschillende strijdende partijen handel te drijven. De Nederlandse zee- en kooplieden waren echter ook actief in de handel van wapens, via smokkelroutes, naar Amerika. De Britten waren hierover ‘not amused’ en verklaarden de Republiek op 20 december 1780 de oorlog.

De Vierde Engelse oorlog (1780-1784) betekende in de praktijk een blokkade op zee, waarbij de Nederlandse commerciële scheepvaart en visserij grotendeels werden lamgelegd. Dit had een ernstige economische recessie tot gevolg. De West- en Oost-Indische Compagnieën raakten diep in de schulden konden niet meer zonder steun van de Gewestelijke Staten overeind gehouden worden. De Republiek bleek zelf niet bij machte de in bezit genomen overzeese gebieden te verdedigen en verschillende schepen en forten gingen verloren aan de Britten. De Vierde Engelse oorlog legde zo het verval van de Nederlandse Republiek pijnlijk bloot. Als soevereine staat was de Republiek afhankelijk geworden van buitenlandse – veelal Franse – hulp.

De Slag bij Doggersbank

Op 5 augustus 1781 vond de Slag bij Doggersbank plaats, het meest bekende en tot de verbeelding sprekende gevecht dat tijdens de Vierde Engels-Nederlandse oorlog werd uitgevochten. De strijd eindigde zonder winnaar en vormde een laatste succes op zee voor de Nederlandse Republiek en haar ooit zo machtige vloot. De Britse aanval werd afgeslagen, maar betekende wel het einde voor de Nederlandse graanhandel in het Oostzeegebied.

Slag bij Doggersbank, 5 augustus 1781

Battle of Dogger Bank door Richard Paton. Collectie Amsterdam Museum

Bij deze slag eisten verschillende Gelderse jongens en mannen een rol op. Enkele familieleden van Damiaan en Sophia namen deel aan de beroemde slag onder de Doesburgse bevelhebber Jan Hendrik van Kinsbergen (1735-1819) en waren gezegend door de eveneens uit de IJsselstad afkomstige vlootpredikant Adam Bernard Smits Gordon (de oudere broer van Robert Jacob Gordon, de commandant van het Kaapse garnizoen). Zo diende Damiaans jongere broer Evert Christiaan Staring (1739-1813) als kapitein op het schip de Argo. Verder waren twee zwagers, halfbroers van Sophia, bij het gevecht aanwezig. Christiaan Antonij Ver Huell (1760-1832) en Carel Hendrik Ver Huell (1764-1845) waren officier op respectievelijk de Admiraal Generaal, het schip van Van Kinsbergen, en de Argo. Neef Antoni Hendrik Christiaan Staring (1749-1809) diende als vlagkapitein op het schip Admiraal de Ruyter. Zij zouden allen voor hun dapperheid en aandeel in de strijd worden beloond.

Oorlog aan de Kaap

Wat de situatie in de koloniën, zeker in oorlogstijd, compliceerde waren de niet altijd betrouwbare, vertraagde, achterhaalde en tegenstrijdige berichten en inlichtingen die vanuit Europa via VOC- en buitenlandse schepen werden bezorgd. Pas op 31 maart 1781, drie maanden na de ‘Declaratie van Oorlog der Engelschen tegen de Republicq’, bereikte het nieuws de Kaapkolonie. Het bericht is afkomstig van de Nederlandse gezant in Parijs en bezorgd met het Franse schip Sylphide. Het wordt direct doorgestuurd naar Batavia.

De verdedigingsmacht in de Kaapkolonie was onvoldoende om een aanval te kunnen weerstaan. In juni arriveert hulp in de vorm van de Franse vloot onder commando van admiraal Pierre André de Suffren (1729-1788). Het regiment van Pondicherry, onder kolonel Conway, wordt daarbij aan de Kaap gestationeerd. Later volgt nog een Zwitsers regiment onder De Meuron. Het snelle ingrijpen van De Suffren hield de Kaapkolonie in Nederlandse handen, maar kan niet verhinderen dat op 21 augustus vijf schuilende retourschepen van de VOC in de Saldanha baai door de Britten worden ingenomen. Een zesde schip is door de Nederlanders zelf vernietigd om te voorkomen dat waardevolle lading in vijandige handen valt.

Aan de Kaap ontstaat er met de komst van buitenlandse troepen een bijkomend autoriteitsvraagstuk tussen gouverneur Joachim van Plettenberg (1739-1793), de Kaapse garnizoenscommandant Robert Jacob Gordon (1743-1795) en de buitenlandse commandanten die een hogere rang dragen dan de hoogste Kaapse officier. Regelmatig rijst de vraag wie nu werkelijk de baas is aan de Kaap (de kwestie zou nog jaren door etteren. Jaren na beëindiging van de oorlog komt pas uitsluitsel vanuit de Republiek en stadhouder Willem V).

Damiaan Hugo Staring heeft als equipagemeester andere problemen. De oorlog, met de verschillende vormen van bondgenootschappen, neutraliteit en vijandigheid, maakt zijn toch al niet eenvoudige functie nog ingewikkelder. De protocollen en formaliteiten bij het signaleren, salueren en bezoeken van de schepen die de Kaapkolonie aandoen worden verscherpt en vereisen de nodige diplomatie en aandacht. Een misverstand leidt gemakkelijk tot verwarring of een confrontatie. Gevoeligheden en het bruuskeren van persoonlijke en lands eer liggen constant op de loer. Op zondag 13 januari 1782 gaat het mis en vliegen de kanonskogels equipagemeester Staring letterlijk om de oren.

De Slag om het Kasteel van Dansburg

Hoe gespannen en precair de situatie aan de Kaap was en hoe gemakkelijk deze kon ontsporen, bewijst het incident met Het Kasteel van Dansburg, een schip van de Deense Oost-Indische Compagnie. Uit het niets escaleerde een bezoek aan boord door equipagemeester Staring. En alleen met kanongebulder kon er een einde aan gemaakt worden. Wat gebeurde er nu precies? In de resolutie van de Kaapse Politieke Raad van zondag 13 januari wordt het als volgt samengevat:

“Wierd door den Heere Gouverneur aan de vergadering gecommuniceerd, dat den E: Equipagie meester Damiën Hugo Staring heeden morgen vroeg zich naar ‘t deensch Comp:s Schip ‘t Casteel van Dansburg hebbende begeeven, ten eynde in conformiteyt van ‘t op gisteren genomen besluyt, aan den daar op Commandeerenden Capt:n Fuglede aan te kondigen de reedenen waarom men had moeten resolveeren, desselfs voorsz: onderhebbenden bodem voor eerst niet van hier te laaten vertrekken, en vervolgens de daar toe nodige middelen in ‘t werk te stellen, de Schuyt, waar in ged:e Equipagie meester zig naar ‘t voorm:d deensch Schip had begeeven, kort hier op was te rug gekeerd, met berigt van ged: Equipagie meester, dat hy dadelyk by zyn komst op ‘t meerm: Schip, door voorsz: Capt:n was in arrest genomen, en dat denselven preparaties maakte te vertrekken.

Dat hy Heere Gouverneur hier op ilico naar alle de Batteijen ordre had afgezonden om het ged: Deensch Schip te beletten van de Rheede te vertrekken, en dat hierop, zo wel van voorsz: Batterijen, als de ter Rheede leggende Scheepen met Canon op ‘t zelve was gevuurd, met dat effect, dat voorm: bodem desselfs Vlag gestreeken en het anker weederom had laaten vallen; Terwyl intusschen door zyn Edele ook een detachement van 80 militairen, onder een Captain, Lieutenant en vaandrig, was afgezonden om zich van ‘t ged: deensch Schip te verzeekeren, het welk gelyk men zulks hier van de wal had kunnen zien, ook ten eersten was volbragt.”

De Slag om het Kasteel van Dansburg in de baai van Kaap de Goede Hoop. 13 januari 1782

Vue du cap de Bonne-Espérance et de l’événement glorieux du brave Staaring. Nicolas Ozanne, 1804. Bibliothèque nationale de France

Wanneer op vrijdag 11 januari 1782 het Deense Compagniesschip Het Kasteel van Dansburg onder kapitein Philip Christiaen Fuglede in de Tafelbaai verschijnt, liggen hier al enkele schepen voor anker, waaronder het Deense retourschip Habet, ‘De Hoop’. Zij lagen onder embargo en kregen vooralsnog geen toestemming om te vertrekken. De Kaapse regering en de Fransen hopen op deze manier te voorkomen dat informatie uitlekt naar de vijand in Europa. Het gaat daarbij vooral om inlichtingen over Franse troepenverplaatsingen, de situatie aan de Kaap en andere plaatsen die de schepen in het oosten al hadden aangedaan.

Op het moment dat de Dansburg voor anker ligt gaat equipagemeester Staring direct aan boord. Hij brengt de boodschap dat vooralsnog niemand het schip mag verlaten om aan land te gaan. Onder de opvarenden blijken ook enkele Britse passagiers: kolonel Cosby met zijn twee dochters, majoor Grant en koopvaardijkapitein Hicks. Staring zorgt er wel voor dat nog dezelfde avond en volgende dag de benodigde provisies en verversingen naar het schip worden gebracht.

Zondagmorgen 13 januari in alle vroegte, “de klokke circa ses a half seeven”, komt Staring met een kleine schuit naar de Dansburg geroeid om de missive met het besluit van de Kaapse regering te overhandigen aan kapitein Fuglede. Staring is in gezelschap van Carel Matthijs Willem de Lille, een kapitein van het Kaapse garnizoen. Deze wil enkele bekenden aan boord bezoeken. Na het lezen van de brief ontsteekt de kapitein in woede en spreekt van een oorlogsverklaring. Opperstuurman Hans Junge verklaart later over de daaropvolgende scheepsraad, dat “de Capitein aan deselve raad heeft voorgedragen dat de Regeering deeser Plaatse aan hem een Brief had geschreeven, waar uit bleek, dat sy het Schip alhier wilden stoppen, en het Roer en eenige Zylen aan de Wal wilden neemen, en dat daar op geresolveert om geen tyd te versuymen voor hunne Heeren en Meesters om te kappen en de Zylen by te maaken”.

De kapitein belet Staring en De Lille om van boord te gaan en met hun schuit te vertrekken. Het lukt Staring, die nu als ambtenaar in functie feitelijk in gijzeling is genomen, om de schuit te waarschuwen. Direct worden de omliggende schepen en de wal met signalen in paraatheid gebracht. De Lille zegt later in zijn verklaring van het gebeuren dat op dat moment “de Heer Staring tegens den Engelschen Colonel Cosby heeft gesegt, het word tyd, dat wy denken om de Juffrouwen [de op het schip aanwezige vrouwen, waaronder twee dochters van Cosby] ergens te bergen, want ik denk dat er een hevige Canonade sal geschieden”. De dames worden vervolgens onderdeks in veiligheid gebracht.

De Dansburg wordt kort daarop inderdaad van alle kanten zwaar bestookt, door de batterijen op de kust en vanaf de omliggende schepen. Staring wordt hierbij gedwongen aan dek te blijven als een levend schild. Wanneer een van de zeilen wordt afgeschoten en op het dek neervalt, laat de kapitein de andere zeilen neerhalen en het anker uitgooien. De kanonnade vanaf de wal houdt echter aan, tot Fuglede besluit de vlag te strijken. Zodra de bemanning naar een ander schip is overgebracht laat Staring direct scheepstimmerlieden aan boord komen om de gaten te dichten en zinken te voorkomen. Het is inmiddels tien uur ‘s ochtends en de rust is weergekeerd. De volgende dag wordt begonnen met het herstel van de Dansburg.

Kapitein Fuglede wordt in het Kaapse Kasteel vastgezet en hier op 17 januari verhoord. Verschillende bemanningsleden, verdeeld over meerdere VOC-schepen, worden op 21 januari aan boord van retourschip De Morgenster ondervraagd. De ‘Articulen voor de Interrogatien’ zijn ‘uit den naam en van weegens’ Independent Fiscaal mr. Willem Cornelis Boers (1744-1803) opgesteld. Boers is naast collega ook familievriend van Damiaan en Sophia. Hij neemt het incident met de Dansburg als officier van justitie zwaar op. Niet alleen waren de rechten van de persoon Damiaan Hugo Staring geschonden als officier van distinctie in dienst van de Staten Generaal en lid van de Kaapse regering, daarnaast was het gebeuren een schending van het ‘regt van Volkeren van onsen Souverain en Staten Generaal’.

Op vrijdag 25 januari brengt Damiaan Hugo Staring rapport uit aan de Politieke Raad: alle reparaties aan de Dansburg zijn volbracht. Hij heeft het roer van het schip aan wal gebracht zodat het niet kan wegvaren. Op 21 februari neemt de Kaapse regering het besluit om het verbod op uitvaren van het schip op te heffen. In de tussentijd hadden de Nederlanders er alles aan gedaan om de Dansburg in goede conditie te houden. Nadat Fuglede op 21 maart verklaarde zich te zullen onderwerpen aan een eventuele gerechtelijke vervolging in Europa en beloofde zich beschikbaar te houden voor de Heren Zeventien van de VOC, wordt hij uiteindelijk vrijgelaten en kan de Dansburg vertrekken.

Terug naar Gelderland – een nieuw thuis op de Wildenborch

Op dat moment zijn Damiaan Hugo Staring en Sophia Wijnanda Ver Huell al ruim een maand onderweg richting Europa en een nieuw thuis op de Wildenborch. Ruim een jaar eerder hadden Damiaan en Sophia het plan opgevat om terug te keren naar de Republiek en Gelderland. Al aan het einde van de jaren 1770 zijn in opdracht van Staring enkele kleinere Gelderse landgoederen aangekocht. In juli 1780 volgde de aankoop van De Wildenborch bij Vorden. Mr. Quirijn Maurits Ver Huell (1718-1788), vader van Sophia, handelde hierbij als administrateur van Damiaan. Het huis en omliggende landgoederen kwamen op 23 juni 1781 daadwerkelijk in eigendom van Damiaan en Sophia.

Door de Britse oorlogsverklaring was er in 1781 geen mogelijkheid om met een Nederlands schip naar Europa te vertrekken. Na het incident met de Dansburg dient Staring op de raadsvergadering van 25 januari het verzoek in om zijn contract met de VOC te laten ontbinden. De Raad besluit dat “geconsidereerd de billyke reedenen, op dewelke het voorsz: gedaan verzoek is gefundeerd goed gevonden en beslooten is het zelve t’ accordeeren, en mitsdien aan voor: E: Staring te permitteeren, met een der Rheede leggende of nog hier aan te komene Vreemde Naties Scheepen naar Europa te mogen vertrekken”.

Huize de Wildenborch door J.F. Christ, 1841.

Huize de Wildenborch door J.F. Christ, 1841. Gelders Archief, Topografisch-historische Atlas

De mogelijkheid terug te keren naar Gelderland laat niet lang op zich wachten. Wanneer het embargo op het aan de Kaap liggende Deense retourschip Habet (de Hoop) is opgeheven krijgt Staring op dinsdag 12 februari toestemming om met dit schip naar Europa te reizen: “Door den E :Equipagemeester Damiën Hugo Staring te kennen gegeeven zynde, dat ingevolgen de hier toe van deezen Rade geobtineerde permissie, van intentie was, om desselfs voorgenomen reyze naar Europa met het ter Rheede leggend en binnen weynig dagen naar Coppenhagen te vertrekken staande deensch part:r Schip de Hoop, t’ onderneemen, met verzoek dat dierhalven uyt den dienst der E: Comp: mogte werden ontslagen; Soo is verstaan, het voorsz: Verzoek van gem: E: Staring t’ accordeeren”.

Op zaterdag 16 februari 1782 gaan Damiaan Hugo Staring en Sophia Wijnanda Ver Huell aan boord van het Deense schip. Staring heeft een pakket officiële documenten bij zich voor de Heren Zeventien in Amsterdam, onder meer met betrekking tot het incident met de Dansburg. Op maandag 18 februari zeilt De Hoop uit de Tafelbaai van Kaap de Goede Hoop naar Kopenhagen. De ironie zal Staring niet zijn ontgaan.

Vanuit de Achterhoek vertrekt op 11 juli 1782 een ontvangstcomité van verschillende familieleden naar Deventer, waar Damiaan en Sophia een dag later arriveren. Woensdag 13 juli keert het gezelschap gezamenlijk terug naar Doetinchem. Thuis in Gelderland vernemen Damiaan en Sophia ook de details over de Slag bij Doggersbank en “Se zijn uitermaaten verheugt over het superbe gedrag” van hun broers, zwagers en neven, zo schrijft Judith Elsabeen Anna van Rouwenoort (1739-1785), de stiefmoeder van Sophia, op 1 augustus 1782 aan haar zoon Carel Hendrik Ver Huell. Damiaan kan er nu zijn eigen avontuur aan toevoegen.

Het incident met de Dansburg leidde nog wel tot een diplomatieke rel. Na klachten van het Deense hof worden de Gecommitteerde Bewindhebberen van de VOC door de ‘Heeren Staaten van Hollandt ende West-Vrieslandt’ op het matje geroepen. Op 9 augustus 1782 stellen de Heren Zeventien een provisionele verantwoording op, gemaakt op basis van de stukken die Staring van de Kaap had meegenomen: afschriften van resoluties van de raadsvergaderingen, brieven en verzoekschriften en de verschillende getuigenverklaringen. Deze laatste blijken al genoeg om het ongelijk van kapitein Fuglede aan te tonen. Het geheel wordt afgedaan als een ongelukkig misverstand.

Damiaan en Sophia maakt het allemaal niets uit. Zij zijn terug in hun geliefde Gelderland, bij familie en vooral bij hun inmiddels studerende zoon Anthoni. Zoals mevrouw Ver Huell-Van Rouwenoort op 24 juni 1783 in een brief schrijft: “Zoo genoten de teruggekeerden van het familieleven, ‘s zomers op hun eigen Geldersche buiten en op die van hun familie en vrienden, ‘s winters in de stad Zutphen”. Damiaan Hugo Staring leefde nog kort, maar gelukkig. Op 28 november 1783 overlijdt hij thuis op de Wildenborch, 47 jaar oud, aan de gevolgen van de dysenterie-epidemie die dat jaar na een hete droge zomer heerste. Damiaan is op 5 december begraven in de kerk van Lochem.

Weduwe Sophia Ver Huell hertrouwde in 1785 met Willem Cornelis Boers. De voormalige fiscaal aan de Kaap was een jaar na zijn vrienden Damiaan en Sophia teruggekeerd naar de Republiek. Het stel woont enige jaren op de Wildenborch, tot het moment dat Anthoni Christiaan Wynand Staring in 1791, inmiddels zelf getrouwd, er zijn intrek neemt.

Enkele bronnen over Damiaan Hugo Staring en de Slag om het Kasteel van Dansburg:

  • Nationaal Archief, 1.04.02 Inventaris van het Archief van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, 1602-1795, inventarisnummer 4920
  • Resoluties van de Kaapse Politieke Raad, Cape Town Archives Repository via: http://databases.tanap.net/cgh/
  • Mr. A. Staring, Damiaan Hugo Staring. Een zeeman uit de achttiende eeuw (Zutphen 1948)
Dit bericht is geplaatst in Nieuws, Staring, Ver Huell met de tags , , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *